Samenkomen is een begin; bij elkaar blijven is vooruitgang; samen te werken is succes. (Henry Ford 1863 - 1947)

Man-vrouwfirma en echtscheiding

De Rechtbank Oost-Brabant heeft in haar uitspraak van 23 januari 2019 uiteengezet hoe er omgegaan dient te worden met de belangen in een vennootschap onder firma tussen in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten als zij gaan scheiden. In deze procedure waren blijkbaar beide echtgenoten firmant in de vennootschap onder firma waarin een onderneming werd gedreven. Om de waarde te bepalen werden door de rechtbank deskundigen aangesteld en dat leidde tot de vaststelling dat de ene partij een negatief kapitaal in de vennootschap onder firma had en de andere partij had een positief kapitaal. Ook andere punten ten aanzien van de afwikkeling en verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma werden hierbij aan de rechter voorgelegd. Duidelijk was dat partijen samen de vennootschap onder firma niet wilden voortzetten. Deze was dan ook beëindigd en het vermogen daarvan diende verdeeld te worden. Bij deze verdeling kwam vanwege de kapitaalverhoudingen de vraag aan de orde hoe met ieders vof-belang omgegaan diende te worden.

Iedere echtgenoot bleek in deze kwestie in beginsel recht op de helft van de waarde van vof te hebben op het tijdstip waarop de vof was beëindigd. De beëindigingsdatum was uiteraard ook de datum waarop het afgescheiden vermogen van de vof verdeeld zou moeten worden. De verdeling van het vermogen van de vof tegen die datum leidde er dus toe dat de ene partij een negatief kapitaal had in de vof. In geval de vennoten willekeurige derden ten opzichte van elkaar waren geweest, zou de partij met het negatieve kapitaal een betaling voor dat bedrag dienen te doen aan de andere partij. Die partij zou immers een schuld hebben aan de andere partij die voor hetzelfde bedrag een vordering heeft. De rechtbank volgde uiteraard de stelling van een van de partijen dat het vermogen van de vof een afgescheiden vermogen is, maar stelde daarbij dat ieders aandeel in dit afgescheiden vermogen in hun ontbonden maar nog niet verdeelde gemeenschap van goederen viel. Partijen hadden op het moment van beëindiging van de vof namelijk met elkaar nog een te verdelen huwelijksgoederengemeenschap. Daartoe behoorde van de ene partij het negatieve kapitaal in de vof en van de andere partij het positieve kapitaal in de vof. Die vielen dus tegen elkaar weg. Om die reden zou uit deze uitspraak kunnen worden afgeleid dat discussies omtrent het vermogen van de vof per saldo weinig effect hebben omdat er pas echt verdeeld wordt als het om de ontbonden maar nog niet verdeelde gemeenschap van goederen gaat.

Bij kwesties als deze kan er echter een fiscale adder onder het gras zitten. In geval immers door de discussies de waarde van het vermogen van de vof uiteindelijk hoger uitvalt dan de boekwaarde daarvan, zou een fiscale claim om de hoek kunnen komen. Vanuit fiscaal oogpunt staakt een partij zijn onderneming en dient dan over de toegerekende meerwaarde als stakingswinst belasting te betalen. Indien de ex-partners door de omstandigheden er dan niet voor (kunnen) kiezen om deze fiscale claim geruisloos door te schuiven op de voortzetter van de onderneming, is er inkomstenbelasting verschuldigd, Die belasting maakt dan de ontbonden maar nog niet verdeelde gemeenschap van goederen kleiner en daar schieten beide echtgenoten niks mee op.

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

28-03-2019

Maatschap, vof- & bv-structuren Samenlevingsvormen & echtscheiding

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.