De echte tevredenheid is iets actief zoals de landbouw. Het is de capaciteit alles uit een bepaalde situatie te halen wat er in zit. (Gilbert Keith Chesterton 1874 -1936)
Positieflijsten
Ergens rond 2000 heeft de toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Brinkhorst de eerste voorstellen gedaan om positieflijsten te introduceren van diersoorten die gehouden zouden mogen worden. Diersoorten die niet op zo’n lijst zouden staan, zouden niet meer gehouden mogen worden. Dit zou het dierenwelzijn moeten dienen. Organisaties van (hobby-)dierhouders hebben direct bezwaar gemaakt met deze wijze van regulering van de dierenhouderij. Veelal is hun belangrijkste argument dat een positieflijst een schijngarantie is voor dierenwelzijn. Immers dierenwelzijn is niet afhankelijk van de soort maar van de wijze van verzorging en huisvesting. Juist dat hebben de georganiseerde dierenhouders meestal goed voor elkaar. Lijsten met huisvestings- en verzorgingseisen die in samenwerking met de georganiseerde dierenhouderij tot stand zouden zijn gebracht, zouden aanzienlijk beter zijn voor het dierenwelzijn en veel meer draagvlak hebben. Met een positieflijst voor te houden diersoorten slaat de politiek de plank volstrekt mis bij veel Nederlanders.
Inmiddels is desondanks de huis- en hobbydierenlijst gepubliceerd. Daarop zijn aanzienlijk minder soorten vermeld als die in Nederland op moneteel worden gehouden. De samenstellers blijken dierehouderij-organisaties niet te hebben geraadpleegd. De nieuwe positieflijst blijkt daardoor (wederom) onevenwichtig tot stand te zijn gekomen. Bijvoorbeeld paarden, honden en katten die ten opzichte van veel andere gehouden soorten een veel groter gezondheidsrisico voor de mens teweeg brengen, staan wel op deze positieflijst. Echter herten mogen niet meer gehouden en gefokt worden omdat die bijzondere risico’s voor mensen teweeg zouden brengen. Dit betekent -als er niet met verschillende maten wordt gemeten- niet alleen het einde van de hertenparkjes, maar ook van het grote hertenkamp “Nationaal Park de Hoge Veluwe” met edelherten binnen de omheining en de bedrijven die herten houden en opfokken voor de consumptie. De huis- en hobbydierenlijst heeft zodoende voor deze bedrijven verstrekkende gevolgen zoals ook fiscale waarbij moet worden stilgestaan.
Professionele hertenhouderijen, afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde
Als gevolg van het verbod op het fokken en houden van edel- en damherten daalt de bedrijfswaarde van de specifiek op deze dierenhouderij afgestemde inrichtingen. Als deze bedrijfswaarde lager wordt dan de actele boekwaarde, is het op basis van goed koopmansgebruik toegestaan deze waardedaling als verlies te nemen. Dit geldt voor de gebouwen, de specifieke terreininrichting en stallen voor deze veelal extensief houderij. Hierbij dient er wel rekening mee gehouden te worden dat wellicht dergelijke inrichtingen nog alternatief gebruikt zouden kunnen worden zoals bijvoorbeeld voor schapenhouderij. Het is dan echter wel de vraag of zo’n alternatief past op basis van het geldende bestemmingsplan. Ook dit kan van invloed zijn bij de vaststelling van de lagere bedrijfswaarde.
Bij een lagere bedrijfwaarde dient in geval van de hertenhouderij ook gedacht te worden aan de waarde van de gehouden fokhindes en fokbokken. In mijn praktijk is al verschillende keren gebleken dat daarin soms fors is geïnvesteerd om een snellere en/of forsere groei van de jaarlijkse aanwas te bewerkstelligen. De huis- en hobbydierlijst houdt namelijk ook een fokverbod in. Daardoor keldert de boekwaarde van het hertenbestand dat meerjarig voor de fokkerij wordt aangehouden tot hooguit slachtprijs. Ook dit verlies moet op basis van het voorzichtigheidsprincipe dat voortvloeit uit het goedkoopmansgebruik, net zoals de afwaardering van gebouwen en installaties, ten laste van het bedrijfsresultaat gebracht worden.
Vervroegde beëindiging, wellicht nadeelcompensatie?
De introductie van de huis- en hobbydierenlijst leidt ertoe dat een volledige dierhouderijtak ineens en daarmee vervroegd moet stoppen. Dit dringt direct de parallel op met de pelsdierhouderij c.q. de vossen- en nertsenhouderij. Toen de pelsdierhouderijen gedwongen werden vervroegd te stoppen, konden zij een beroep doen op een nadeelcompensatie door de overheid. Het vermogensverlies dat optreedt naast de inkomensschade, de vergoeding voor de overbruggingsperiode vervangende arbeid, eventuele transitiekosten van werknemers, tekorten die optreden als gevolg van gemis van pensioenopbouw etc. zouden vergoed moeten worden. Omdat een deel van deze compensatie bedoeld is om inkomensverliezen van meerdere jaren te vergoeden, kunnen deze daarvoor worden gereserveerd. Daarna kunnen deze gespreid over meerdere jaren bij het bedrijfsresultaat worden gevoegd. Juist nu met ingang van 2023 de middelingsregeling wordt afgeschaft, kan dit relevant zijn.
Conclusie
Het is opmerkelijk dat door het huidige kabinet een regulering van de houderij van dieren in Nederland wordt ingevuld met een bedenkelijke positieflijst. Op zichzelf biedt deze aan het grote publiek een schijnzekerheid wat betreft dierenwelzijn want op zich draagt deze daaraan niet bij. In een besluit verankerde verzorgings- en huisvestingseisen zouden voor het dierenwelzijn veel effectiever zijn.
Wat betreft het verbod op de houderij en fokkerij van dam- en edelherten worden juist professionele houderijen die veelal het dierenwelzijn goed op orde hebben, veel te hard geraakt. Dat heeft voor deze ondernemers dramatische financiële en fiscale gevolgen. In redelijkheid moeten zij daarvoor worden gecompenseerd.
Voor alle echte Nederlandse dierenhouders is het raadzaam om een positieflijstje te maken van politieke partijen die wel serieus omgaan met dierenwelzijn. Het wordt waarschijnlijk een heel kort lijstje waarop een aantal coalitiepartijen zullen ontbreken!