De essentie van kennis is om het te gebruiken, als je het hebt, en om het toe te geven als je het niet hebt. (Confucius - Kong Qui 551 - 479 voor Chr.)

Belastingschade bij onteigening of verkoop aan de overheid

Belastingschade

Dat belastingschade niet eenvoudig is vast te stellen, blijkt uit een reeks uitspraken en arresten. Rechtbanken en gerechtshoven bepalen met enige regelmaat de onteigeningsvergoeding. Daarbij wordt dan als een soort van sluitsteen aangetekend dat naast alle in procedure ingebrachte deskundigenkosten ook de belastingschade vergoed moet worden. Die wordt dan als een nog nader te bepalen post als ‘p.m.’ in de uitspraak opgenomen. Daarmee wordt de mogelijke discussie over de belastingschade naar de toekomst ingeschoven.

Door middel van de rechtspraak is de term ‘belastingschade’ gedefinieerd. Belastingschade is de meerdere of eerdere over specifieke inkomensbestanddelen verschuldigde belasting dan geheven zou zijn indien datzelfde inkomen zonder (minnelijke) onteigening, anders verdeeld en/of op andere tijdstippen zou zijn toegekomen. De ontvanger van de (minnelijke) onteigeningsvergoeding moet er in redelijkheid wel alles aan doen om de eventuele belastingschade te beperken. Overigens komt als belastingschade alleen de belasting in aanmerking die een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg is van de (minnelijke) onteigening. Daarbij wordt van de eventuele aanwezigheid van belastingschade alleen uitgegaan als de onteigeningsvergoeding of de bij de minnelijke onteigening overeengekomen overnamesom niet zo hoog is dat een weldenkende ondernemer deze zonder belastingschade niet zou weigeren.

Fiscale benadering belastingschade

De vergoeding van de belastingschade is naast de vergoedingen voor privéposten zoals bijvoorbeeld verhuiskosten, in beginsel belastingvrij. Daarover is wel belasting verschuldigd in geval de belastingschade in zijn geheel of gedeeltelijk te hoog is vastgesteld. Het teveel bepaalde is dan immers geen belastingschade maar wordt beschouwd als een extra vergoeding. In beginsel is dus belastingschade een netto vergoeding. Op de ontvanger daarvan rust in beginsel de bewijslast dat de als belastingschade ontvangen vergoeding uiteindelijk bestemd is om de eerdere of meerdere belasting te gaan betalen.

Op basis van een resolutie van de staatsecretaris van Financiën wordt er soms (te) snel vanuit gegaan dat in geval van vergoeding van vermogensschade er geen belastingschade is. In deze resolutie wordt immers verondersteld dat de verkoper of onteigende de verkregen vergoeding  investeert en daarbij gebruik maakt van de herinvesteringsreserve. Dit geldt ook voor vergoedingen voor toekomstige behoorlijk aanwijsbare lasten in geval die kunnen worden gepassiveerd. Bij al deze posten dient de vraag gesteld te worden of deze wellicht op termijn tot een hogere belastingdruk leiden. Dan zou de belastingschade weleens de contante waarde kunnen zin van op termijn te betalen belasting.

Belastingschade in de praktijk vraagt deskundigheid

In geval van een onteigening of verkoop aan een overheid om onteigening te voorkomen, wordt er door de daarbij betrokken deskundigen en adviseurs niet steeds dezelfde aanpak gekozen. Soms wordt de overeengekomen vergoeding gesplitst en met instemming van de partijen aan de verschillende vermogens-, inkomens- en privécomponenten toegerekend. In geval van onenigheid over zo’n uitsplitsing over de verschillende te vergoeden componenten wordt ook wel met wederzijdse instemming expliciet gesteld dat men het niet eens is geworden over de verdeling. Vaak is een dergelijk uitgangspunt de basis voor een discussie over de vervolgens vast te stellen belastingschade.

Er zijn situaties waarbij de tot onteigening bevoegde overheidsinstantie en de betrokkene tot een minnelijke onteigening komen waarbij in de overeenkomst al een voorschot wordt genomen op de nader te bepalen belastingschade. Een voorbeeld daarvan was aan de orde in de kwestie waarover het Gerechtshof Arnhem zich op 19 september 2006 heeft uitgesproken. Daarin was in de akte het woord ‘netto’ opgenomen. Dat vormde de aanleiding om tot in hoger beroep de strijd met elkaar aan te gaan wat dan wel de belastingschade was. Ook deze procedure toonde aan dat het onderhandelen over (minnelijke) onteigeningen ervaring en deskundigheid vraagt. Dat geldt zeker voor de eventuele belastingschade als mag worden verondersteld dat die daarbij aan de orde is.

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

18-01-2022

Schadeberekeningen & second opinion Vastgoedvraagstukken & onteigening Bedrijfsopvolgingsregeling en overheidsingrijpen

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.